begroeide
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- be·groei·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
begroeien |
begroeide
- enkelvoud verleden tijd van begroeien
- Ik begroeide.
- Jij begroeide.
- Hij, zij, het begroeide.
- Ik begroeide.
- verbogen vorm van begroeid, voltooid deelwoord van begroeien
Bijvoeglijk naamwoord
begroeide
- verbogen vorm van de stellende trap van begroeid