Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·gilt

Werkwoord

vervoeging van
begillen

begilt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begillen
    • Jij begilt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van begillen
    • Hij begilt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van begillen
    • Begilt! 

Gangbaarheid