begilde
- be·gil·de
vervoeging van |
---|
begillen |
begilde
- enkelvoud verleden tijd van begillen
- Ik begilde.
- Jij begilde.
- Hij, zij, het begilde.
- Ik begilde.
- Het woord begilde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
begillen |
begilde