• be·gees·ter·de
vervoeging van
begeesteren

begeesterde

  1. enkelvoud verleden tijd van begeesteren
    • Ik begeesterde. 
    • Jij begeesterde. 
    • Hij, zij, het begeesterde. 
  2. verbogen vorm van begeesterd, voltooid deelwoord van begeesteren

begeesterde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van begeesterd