Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·geef

Werkwoord

vervoeging van
begeven

begeef

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich begeven
    • Ik begeef me. 
  2. gebiedende wijs van zich begeven
    • Begeef je! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zich begeven
    • Begeef je je?