Deens

Woordafbreking
  • be·fand

Werkwoord

befand

  1. verleden tijd van befinde


Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·fand

Werkwoord

befand

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van befinden

befand

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van befinden