Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·duidt

Werkwoord

vervoeging van
beduiden

beduidt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beduiden
    • Jij beduidt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beduiden
    • Hij beduidt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van beduiden
    • Beduidt!