Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·drink

Werkwoord

vervoeging van
bedrinken

bedrink

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedrinken
    • Ik bedrink. 
  2. gebiedende wijs van bedrinken
    • Bedrink! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bedrinken
    • Bedrink je?