bedilden
- be·dil·den
vervoeging van |
---|
bedillen |
bedilden
- meervoud verleden tijd van bedillen
- Wij bedilden.
- Jullie bedilden.
- Zij bedilden.
- Wij bedilden.
- Het woord bedilden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
bedillen |
bedilden