• bdě·la

bděla

  1. vrouwelijk derde persoon enkelvoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bdít
  2. onzijdig derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bdít
  3. vrouwelijk enkelvoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bdít
  4. onzijdig meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bdít