• IPA: /bavɪlɪ/
  • ba·vi·ly

bavily

  1. onbezield mannelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bavit
  2. vrouwelijk derde persoon meervoud verleden tijd van het imperfectieve werkwoord bavit
  3. onbezield mannelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bavit
  4. vrouwelijk meervoud actief deelwoord van het imperfectieve werkwoord bavit