batikt
- ba·tikt
vervoeging van |
---|
batikken |
batikt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van batikken
- Jij batikt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van batikken
- Hij batikt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van batikken
- Batikt!
- Het woord batikt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.