bakste
- baks·te
vervoeging van |
---|
baksen |
bakste
- enkelvoud verleden tijd van baksen
- Ik bakste.
- Jij bakste.
- Hij, zij, het bakste.
- Ik bakste.
- Het woord bakste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
baksen |
bakste