badineerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: badineerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ba·di·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
badineren |
badineerde
- enkelvoud verleden tijd van badineren
- Ik badineerde.
- Jij badineerde.
- Hij, zij, het badineerde.
- Ik badineerde.