• baan·bre·kends

baanbrekends

  1. partitief van de stellende trap van baanbrekend
    • Dat is iets baanbrekends... 
     En ik wilde iets baanbrekends laten zien, haar meesterwerken. Je weet niet wat je ziet: metersgrote doeken vol pikzwarte geschiedenis, kan ik je vertellen. Ik wilde het laten zien.[1]
  1. Safae el Khannoussi
    “Oroppa” (2024), Uitgeverij Pluim op Wikipedia, ISBN 9789493339125