• IPA: (Hanoi) /ɓɔj35/

bói

  1. de toekomst voorspellen
    Bói ra ma, quét nhà ra rác. (gezegde) – Voorspellen bezorgt je spoken, net zoals vegen stof maakt.
    Thầy bói nói láo. – De waarzegger zegt alles fout.
  2. zoeken wat met niet of moeilijk kan vinden
    Mùa đông thì bói đâu ra hoa sen. – 's Winters vindt men geen lotusbloemen.
  3. (van een fruitboom) een eerste keer fruit geven
    Cây mít nhà tôi năm nay mới bói. – De nangka bij mij thuis geeft dit jaar zijn eerst fruit.