• av·rei·ser
Naar frequentie zeldzaam

avreiser

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van avreise

avreiser

  1. nominatief bepaald mannelijk en vrouwelijk enkelvoud van avreise


  • av·rei·ser

avreiser

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van avreis

avreiser

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van avreise