ausculteer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ausculteer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- aus·cul·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ausculteren |
ausculteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ausculteren
- Ik ausculteer.
- gebiedende wijs van ausculteren
- Ausculteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ausculteren
- Ausculteer je?