attesteer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- at·tes·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
attesteren |
attesteer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attesteren
- Ik attesteer.
- gebiedende wijs van attesteren
- Attesteer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van attesteren
- Attesteer je?