• atro·fi·eer
vervoeging van
atrofiëren

atrofieer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van atrofiëren
    • Ik atrofieer. 
  2. gebiedende wijs van atrofiëren
    • Atrofieer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van atrofiëren
    • Atrofieer je?