• as·sis·ten·ten

de assistentenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord assistent
     Hij was gekleed in een uniform met de aanduidingen van de SOE en de rang van sergeant, gedoucht en geschoren toen hij op de afrondende afspraak verscheen met kolonel Grumpy, zoals iedereen de chef noemde, en zijn twee assistenten.[1]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Blauwe ster” (2016), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044628265