• as·sig·neert
vervoeging van
assigneren

assigneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assigneren
    • Jij assigneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van assigneren
    • Hij assigneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van assigneren
    • Assigneert!