Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ar·rê·teert

Werkwoord

vervoeging van
arrêteren

arrêteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arrêteren
    • Jij arrêteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arrêteren
    • Hij arrêteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van arrêteren
    • Arrêteert! 

Gangbaarheid