• ar·de
vervoeging van
arren

arde

  1. enkelvoud verleden tijd van arren
    • Ik arde. 
    • Jij arde. 
    • Hij, zij, het arde. 



vervoeging van
arder

arde

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van arder
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van arder