aprovar
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aprovo | aprovava | aprovat |
1e vervoeging | volledig |
aprovar
- goedkeuren
- toestaan
- slagen voor (een toets)
stamtijd | ||
---|---|---|
tegenw. tijd |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aprovo | aprovava | aprovat |
1e vervoeging | volledig |
aprovar