• ap·pa·ren·teert
vervoeging van
apparenteren

apparenteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apparenteren
    • Jij apparenteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van apparenteren
    • Hij apparenteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van apparenteren
    • Apparenteert!