• apos·ta·ten

de apostatenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord apostaat



vervoeging van
apostatar

apostaten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van apostatar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van apostatar