• ana·chro·nis·men

de anachronismenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord anachronisme
     ' De hamer 'Mevrouw Holl! Mevrouw Holl! Slaapt u met uw ogen open? Moet ik een dokter laten komen?' Omdat Sophie anachronismen verafschuwt, gebruikt ze haar hamer niet graag.[1]