ambten
- amb·ten
de ambten mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord ambt
- ▸ Die hadden, vonden de Essenen, hun morele gezag als uitverkoren leiders van Israël verspeeld door met de heidenen samen te spannen om hun ambten en voorrechten niet te verliezen.[1]
- Het woord ambten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Het evangelie volgens Judas” (2007), SAGA, ISBN 9788726487985