allions

  1. eerste persoon meervoud verleden tijd van aller
    «Nous allions à la plage tous les jours.»
    We gingen iedere dag naar het strand.
  2. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van aller
    «Il faut que nous allions vite.»
    We moeten snel gaan.
  3. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd van allier
    «Pour obtenir un bon alliage du wolfram avec les autres métaux, nous allions tout d'abord le cuivre au wolfram.[1]»
    Om een goede legering van wolfram met andere metalen te verkrijgen, legeren we eerst koper met wolfram.
  4. eerste persoon meervoud tegenwoordige tijd gebiedende wijs van allier
    «Allions nous!»
    Laat ons een bondgenootschap sluiten!


  1. Description des machines et procédés pour lesquels des brevets d'invention ont été pris sous le régime de la loi du 5 juillet 1844
    France. Office national de la propriété industrielle
    1891