allieert
- al·li·eert
vervoeging van |
---|
alliëren |
allieert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alliëren
- Jij allieert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van alliëren
- Hij allieert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van alliëren
- Allieert!
- Het woord allieert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.