• al·ler·slecht·sten

de allerslechtstenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord allerslechtste
     Maar zelfs in de allerslechtsten van ons is nog wel enig goed te vinden, wist je dat?' 'Dat kan ik in jouw geval moeilijk geloven.[1]
  1. Victoria Holt
    “Minnares van de duivel” (1982), Saga, ISBN 9788726484731