• al·ler·a·ke·lig·ste

allerakeligste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van allerakeligst
     Het was een allerakeligste dag, een tragische dag voor iedereen, mijzelf inbegrepen.[1]


  1. Victoria Holt
    “Burcht der verschrikking” (1966), Saga, ISBN 9788726484878