• ajour·neer
vervoeging van
ajourneren

ajourneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ajourneren
    • Ik ajourneer. 
  2. gebiedende wijs van ajourneren
    • Ajourneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ajourneren
    • Ajourneer je?