• agra·ven

de agravenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord agraaf


vervoeging van
agravar

agraven

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van agravar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van agravar