Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·zoop

Werkwoord

vervoeging van
afzuipen

afzoop

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afzuipen
    • ... dat ik afzoop. 
    • ... dat jij afzoop. 
    • ... dat hij, zij, het afzoop. 

Gangbaarheid