afsnuffelden
- af·snuf·fel·den
vervoeging van |
---|
afsnuffelen |
afsnuffelden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afsnuffelen
- ...dat wij afsnuffelden.
- ...dat jullie afsnuffelden.
- ...dat zij afsnuffelden.
- ...dat wij afsnuffelden.
- Het woord 'afsnuffelden' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.