• af·re·age·ret
  • Deense werkwoordsvorm met het voorvoegsel af-, met het voorvoegsel re- en met het achtervoegsel -ere en mit de woorduitgang -t
Naar frequentie 96481

afreageret

  1. voltooid (verleden) deelwoord bedrijvende vorm van afreagere

har afreageret

  1. voltooide tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van afreagere