Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·re·a·ge·rer
Woordherkomst en -opbouw
  • Deense werkwoordsvorm met het voorvoegsel af-, met het voorvoegsel re- en met het achtervoegsel -ere
Naar frequentie 63019

Werkwoord

afreagerer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van afreagere