afloste
- af·los·te
vervoeging van |
---|
aflossen |
afloste
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aflossen
- ... dat ik afloste.
- ... dat jij afloste.
- ... dat hij, zij, het afloste.
- ... dat ik afloste.
- Het woord afloste staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.