• af·lå·se·li·ge
  • Deense bijvoeglijknaamwoordsvorm met het voorvoegsel af-, met het achtervoegsel -lig en met de woorduitgang -e
Naar frequentie zeldzaam

aflåselige

  1. onbepaald meervoud stellende trap van aflåselig

aflåselige

  1. bepaald stellende trap van aflåselig