Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·gren·delt

Werkwoord

vervoeging van
afgrendelen

afgrendelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrendelen
    • ... dat jij afgrendelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afgrendelen
    • ... dat hij afgrendelt.