afglipten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·glip·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afglippen |
afglipten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afglippen
- ...dat wij afglipten.
- ...dat jullie afglipten.
- ...dat zij afglipten.
- ...dat wij afglipten.
Gangbaarheid
- Het woord 'afglipten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.