Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·fec·teert

Werkwoord

vervoeging van
affecteren

affecteert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affecteren
    • Jij affecteert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van affecteren
    • Hij affecteert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van affecteren
    • Affecteert!