afdeelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·deel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afdelen |
afdeelde
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afdelen
- ... dat ik afdeelde.
- ... dat jij afdeelde.
- ... dat hij, zij, het afdeelde.
- ... dat ik afdeelde.
Gangbaarheid
- Het woord 'afdeelde' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.