afbladderden
- af·blad·der·den
vervoeging van |
---|
afbladderen |
afbladderden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afbladderen
- ...dat wij afbladderden.
- ...dat jullie afbladderden.
- ...dat zij afbladderden.
- ...dat wij afbladderden.
vervoeging van |
---|
afbladderen |
afbladderden