enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  adresse     l'adresse     adresses     les adresses  

adresse v

  1. adres
    «Je vous donnerai mon adresse
    Ik zal u mijn adres geven.
vervoeging van
adresser

adresse

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van adresser
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van adresser
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van adresser


adresse v

  1. (verouderd) Datief enkelvoud van adressa.
  2. (verouderd) Locatief enkelvoud van adressa.