adjusteert
- Geluid: adjusteert (hulp, bestand)
- ad·jus·teert
vervoeging van |
---|
adjusteren |
adjusteert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adjusteren
- Jij adjusteert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van adjusteren
- Hij adjusteert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van adjusteren
- Adjusteert!