achteruitweek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ach·ter·uit·week
Werkwoord
vervoeging van |
---|
achteruitwijken |
achteruitweek
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van achteruitwijken
- ... dat ik achteruitweek.
- ... dat jij achteruitweek.
- ... dat hij, zij, het achteruitweek.
- ... dat ik achteruitweek.