achteropraakt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ach·ter·op·raakt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
achteropraken |
achteropraakt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteropraken
- ... dat jij achteropraakt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achteropraken
- ... dat hij achteropraakt.